Geschiedenis van de ontwikkeling van de wetenschap van de seksualiteit (korte schets)

Psychiaters, psychologen en psychotherapeuten onderzoeken al lange tijd het belang van seksualiteit voor het individuele welzijn. In de late 19e en vroege 20e eeuw leverden een aantal seksuologen belangrijke bijdragen aan het begrip van seksualiteit.

Richard Krafft-Ebing legde seksuele afwijkingen uit als een aandoening van het zenuwstelsel. Deze Duitse neuroloog publiceerde in 1886 zijn handboek over seksuele stoornissen, "Psychopathy Sexualis".

Henry Ellis, die het algemene spectrum van seksueel gedrag onderzocht, behandelde onderwerpen als vrouwelijke seksualiteit, masturbatie en homoseksualiteit. Het eerste deel van zijn boek, getiteld "A Study in the Psychology of Sex", werd bij publicatie in Engeland in 1897 verboden vanwege "obsceenheid".

De Weense arts en grondlegger van de psychoanalyse, Sigmund Freud, beschouwde seksualiteit als de basis van zijn leer. Hij geloofde dat neuroses ontstonden als gevolg van seksuele conflicten in de kindertijd. Freud was de eerste onderzoeker die seksuele driften beschouwde als een interne dynamische kracht die de persoonlijkheid vormgeeft en menselijk gedrag controleert.

Prominente onderzoekers op het gebied van seksualiteit van midden tot eind 20e eeuw zijn onder andere Alfred Kinsey, William Masters en Virginia E. Johnson. Bioloog Kinsey bestudeerde van 1948 tot 1953 de seksuele handelingen van mannen en vrouwen. Gynaecoloog Masters en psycholoog Johnson voerden laboratoriumonderzoek uit naar mannelijke en vrouwelijke seksuele reacties. Hun baanbrekende werk, dat in de jaren 60 werd gepubliceerd, legde de basis voor verder onderzoek en wordt nog steeds gebruikt in sekstherapie.

[ 1 ], [ 2 ], [ 3 ]