Vaccinaties en gezondheidscontroles

Preventieve vaccinaties hebben als doel een kind immuun te maken voor bepaalde infecties en het te beschermen tegen een besmettelijke ziekte en de complicaties ervan. Zo hebben dergelijke vaccinaties bijvoorbeeld geholpen om difterie en polio te bestrijden. Hoewel deze ziekten nog steeds voorkomen, is hun aantal niet meer zo rampzalig als voorheen.

Immuniteit kan passief en actief zijn.

Er is sprake van passieve immuniteit wanneer antilichamen tegen een infectie via het bloed van de moeder aan het kind in de baarmoeder worden doorgegeven (aangeboren immuniteit) of wanneer deze antilichamen uit een geïmmuniseerd dier worden gehaald (serum) en aan het kind worden toegediend, zodat zijn lichaam beschermd is tegen de infectie.

Actieve immuniteit wordt ontwikkeld door profylactische vaccinatie. Een verzwakte kweek van de ziekteverwekker (bacterie of virus) wordt ingebracht en als reactie hierop produceert het lichaam van het kind antistoffen die vervolgens de echte ziekteverwekker neutraliseren als deze toch in het lichaam van het kind terechtkomt. Maar dergelijke immuniteit is niet eenvoudig te bereiken: de introductie van het vaccin is een zware belasting voor het lichaam en er bestaat een risico op complicaties. De gevaarlijkste daarvan is een ontsteking van de hersenvliezen (meningitis of meningo-encefalitis). Soms biedt de vaccinatie geen volledige bescherming tegen infectie: het kind wordt nog steeds ziek, maar de ziekte is latent, atypisch, waardoor het voor de arts soms moeilijk is om deze te herkennen. Bovendien kan iemand die in zijn kindertijd is gevaccineerd, als volwassene mazelen of bof krijgen, en volwassenen verdragen zogenaamde kinderinfecties veel beter dan kinderen, vaak met complicaties.

Er is geen unanimiteit onder specialisten over de beoordeling van vaccinaties. Het is moeilijk om eenduidig te zeggen of een bepaalde vaccinatie wel of niet moet worden gegeven, rekening houdend met mogelijke complicaties. Het enige wat als eenduidig kan worden beschouwd, is dat vaccinaties tegen polio, tetanus en hondsdolheid (bij hondenbeten) verplicht zijn, omdat deze ziekten dodelijk zijn. Wat betreft andere vaccinaties die kinderinfecties voorkomen, zijn sommige artsen van mening dat een kind deze, bij voorkeur in de kindertijd, had moeten krijgen. Bovendien verhogen vaccinaties de allergiegevoeligheid van het lichaam, waardoor het immuunsysteem soms verzwakt.

Vaccinaties zijn gecontra-indiceerd voor een kind dat lijdt aan eczeem, bronchiale astma of gevoelig is voor epileptische aanvallen.