Tweelingonderzoek onthult genetische invloed op huilen en slapen van baby's

Hoeveel een baby huilt, wordt grotendeels bepaald door zijn genen, en ouders kunnen daar waarschijnlijk weinig aan doen. Dat blijkt uit een nieuwe Zweedse tweelingstudie van wetenschappers van de Universiteit van Uppsala en het Karolinska Institutet. Daarin keken onderzoekers naar hoe genen en omgeving van invloed zijn op hoe lang baby's huilen, hoe goed ze slapen en hoe goed ze zichzelf kunnen troosten in de eerste levensmaanden.

Het onderzoek, onlangs gepubliceerd in JCPP Advances, is gebaseerd op vragenlijsten die ouders van 1000 tweelingen in heel Zweden hebben ingevuld. De ouders werden gevraagd naar de slaap, het huilgedrag en het zelf-kalmeren van hun baby's toen de tweelingen twee maanden oud waren en opnieuw toen ze vijf maanden oud waren. De onderzoekers waren geïnteresseerd in hoe genen en omgeving dit gedrag in de eerste levensmaanden beïnvloeden – iets wat nog nooit eerder in een onderzoek is onderzocht.

De duidelijkste resultaten werden verkregen toen de onderzoekers analyseerden hoe lang de kinderen per dag huilden.

"We ontdekten dat huilen grotendeels genetisch bepaald is. Op de leeftijd van 2 maanden verklaren genen ongeveer 50% van hoeveel een baby huilt. Op de leeftijd van 5 maanden verklaart genetica tot wel 70% van de variantie. Het kan geruststellend zijn voor ouders om te weten dat het huilen van hun baby grotendeels genetisch bepaald is en dat ze beperkte controle hebben over hoeveel hun baby huilt",
zegt Charlotte Viktorsson, postdoctoraal onderzoeker psychologie en hoofdauteur van de studie.

Het resterende percentage dat niet door genen kan worden verklaard, schrijven wetenschappers toe aan wat zij de ‘unieke omgeving’ noemen: dit zijn factoren in de omgeving of levenssituatie van het kind die uniek zijn voor ieder persoon en niet nauwkeurig kunnen worden geïdentificeerd door middel van vragenlijsten.

Tweelingonderzoeken tonen het belang van genetica aan

Deelnemers aan het onderzoek werden geworven via brieven die werden gestuurd naar gezinnen met een tweeling van 1 tot 2 maanden oud. Deze gezinnen werden geselecteerd uit een bevolkingsregister. Om te bepalen in hoeverre gedrag door genen werd bepaald, vergeleken de onderzoekers eeneiige (monozygote) tweelingen met twee-eiige (dizygote) tweelingen. Het voordeel van het bestuderen van tweelingen is dat ze belangrijke factoren delen, zoals thuissituatie, gezinssituatie en sociaaleconomische status. Als eeneiige tweelingen meer op elkaar lijken dan twee-eiige tweelingen op een bepaald kenmerk (zoals hoeveel ze huilen), wordt dit beschouwd als bewijs dat genetica van belang is voor dat kenmerk.

Omgeving speelt een rol bij de slaaptijd van baby's

Met dezelfde methode analyseerden de onderzoekers het aantal keren dat de kinderen 's nachts wakker werden. Hierbij speelden genen een kleinere rol. Het aantal keren dat ze 's nachts wakker werden, werd grotendeels bepaald door omgevingsfactoren, zoals slaappatronen en de omstandigheden waarin het kind slaapt. In vragenlijsten gaven ouders ook aan hoeveel tijd er verstreek tussen het moment dat het kind in bed werd gelegd en het moment dat het in slaap viel.

"De snelheid waarmee de baby in slaap valt op de leeftijd van 2 maanden werd voornamelijk beïnvloed door de omgeving, maar vanaf 5 maanden begonnen genen een rol te spelen. Dit weerspiegelt de snelle ontwikkeling van baby's en kan erop wijzen dat de inspanningen van ouders om hun baby in slaap te krijgen, het grootste effect hebben in de eerste maanden",
aldus Charlotte Viktorsson.

Het is echter lastig om op basis van een observationele studie conclusies te trekken over welke interventies effectief zijn.

"Hoewel we niet kunnen vaststellen welke specifieke omgevingsfactoren van invloed zijn op het aantal keren dat we 's nachts wakker worden of hoe lang het duurt om in slaap te vallen, biedt ons onderzoek wel richting voor toekomstig onderzoek dat zich zal richten op slaappatronen", voegt ze toe.

De onderzoekers bleven de tweelingen volgen tot ze 36 maanden oud waren, zodat ze konden zien hoe hun slaap en huilgedrag veranderden naarmate ze ouder werden. Deze studie is de eerste in een reeks die voortbouwt op deze gegevens.

Feiten over de studie

Ouders in het onderzoek kregen vragen over hoeveel hun baby's huilden, hoe vaak ze 's nachts wakker werden en hoe lang het duurde voordat ze in slaap vielen. Er was veel individuele variatie tussen baby's. Sommige baby's werden bijvoorbeeld wel tien keer per nacht wakker. De gemiddelden staan hieronder:

2 maanden:

• Duur van het huilen (in 24 uur): ongeveer 72 minuten
• Ontwaken: 2,2 keer per nacht
• Tijd om te slapen: ongeveer 20 minuten

5 maanden:

• Duur van het huilen (in 24 uur): ongeveer 47 minuten
• Ontwaken: 2,1 keer per nacht
• Tijd om in slaap te vallen: ongeveer 14 minuten