Nieuw onderzoek toont aan dat HPV-vaccinatie nog steeds zeer effectief is

Een vaccinatieprogramma tegen het humaan papillomavirus (HPV) in Engeland heeft niet alleen geleid tot een aanzienlijke daling van het aantal gevallen van baarmoederhalskanker, maar heeft dit ook bereikt in alle sociaaleconomische groepen, zo blijkt uit een onderzoek gepubliceerd in The BMJ.

Hoewel vrouwen die in de meest achtergestelde gebieden wonen nog steeds een groter risico lopen op baarmoederhalskanker vergeleken met vrouwen in minder achtergestelde gebieden, laten de resultaten zien dat goed geplande en uitgevoerde interventies op het gebied van de volksgezondheid zowel de gezondheid kunnen verbeteren als de ongelijkheid op gezondheidsgebied kunnen verkleinen.

Over HPV en het vaccinatieprogramma

HPV is een van de meest voorkomende seksueel overdraagbare aandoeningen. Veel landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, bieden nu routinematige vaccinatie aan voor meisjes en jongens van 12 en 13 jaar ter bescherming tegen stammen die op latere leeftijd kanker kunnen veroorzaken.

In Engeland ging het HPV-vaccinatieprogramma in 2008 van start, met aanvullende vaccinaties voor 14- tot 18-jarigen van 2008 tot 2010. Omdat de percentages baarmoederhalskanker echter altijd hoger zijn geweest in de meest achtergestelde groepen, bestaat de zorg dat HPV-vaccinatie het minst effectief is in het beschermen van degenen die het grootste risico lopen.

Doel van het onderzoek

Om deze vraag te onderzoeken, analyseerden de onderzoekers gegevens van NHS England over gevaccineerde en niet-gevaccineerde vrouwen in de leeftijd van 20 tot 64 jaar die van januari 2006 tot juni 2020 in Engeland woonden. Zo wilden ze nagaan of de hoge effectiviteit van de HPV-vaccinatie ook in een extra jaar van follow-up, van juli 2019 tot juni 2020, aanhield.

Onderzoeksmethodologie

Het team gebruikte de Index of Multiple Deprivation, die lokale gebieden in vijf gelijke groepen verdeelt van de meeste tot de minste achterstand, om de impact van het vaccinatieprogramma te beoordelen, rekening houdend met sociaaleconomische achterstand.

Van 1 januari 2006 tot en met 30 juni 2020 werden 29.968 gevallen van baarmoederhalskanker en 335.228 gevallen van cervicale precancereuze laesies graad 3 (CIN3) geregistreerd bij vrouwen in de leeftijd van 20 tot en met 64 jaar.

Onderzoeksresultaten

In de groep vrouwen die het vaccin op 12-13-jarige leeftijd kregen aangeboden, waren de percentages baarmoederhalskanker en CIN3 in het extra jaar follow-up respectievelijk 84% en 94% lager dan in de oudere, niet-gevaccineerde groep. In totaal schatten de onderzoekers dat HPV-vaccinatie medio 2020 687 gevallen van kanker en 23.192 gevallen van CIN3 had voorkomen. De percentages bleven het hoogst onder vrouwen die in de meest achtergestelde gebieden woonden, maar het HPV-vaccinatieprogramma had een significante impact op alle vijf de niveaus van achterstand.

Zo werd het hoogste aantal gevallen van baarmoederhalskanker afgewend bij vrouwen in de meest achtergestelde gebieden (respectievelijk 192 en 199 gevallen voor het eerste en tweede vijfde deel) en het laagste aantal gevallen afgewend bij vrouwen in het minst achtergestelde vijfde deel (61 afgewende gevallen).

Het aantal afgewende CIN3-gevallen was eveneens hoog in alle achterstandsgroepen, maar het hoogst bij vrouwen die in meer achtergestelde gebieden woonden: 5121 en 5773 respectievelijk voor het eerste en tweede vijfde deel, vergeleken met 4173 en 3309 respectievelijk voor het vierde en vijfde deel.

Bij vrouwen die tussen de 14 en 18 jaar extra vaccinatie aangeboden kregen, daalden de CIN3-percentages sterker onder vrouwen in de minst achtergestelde gebieden dan onder vrouwen in de meest achtergestelde gebieden. Bij baarmoederhalskanker was de sterke daling van hoge naar lage achterstand die in het oudere, ongevaccineerde cohort werd gezien, echter niet langer aanwezig bij vrouwen die vaccinatie aangeboden kregen.

Conclusie

Dit is een observationele studie, dus er kunnen geen harde conclusies over causaliteit worden getrokken en er waren geen gegevens op individueel niveau over de vaccinatiestatus beschikbaar. Gerandomiseerde gecontroleerde studies hebben echter overtuigend aangetoond dat het vaccin effectief is in het voorkomen van HPV-infectie en CIN3 bij vrouwen die HPV-vrij waren ten tijde van de vaccinatie.

Belangrijker nog, volgens de auteurs was het een goed ontworpen onderzoek, gebaseerd op hoogwaardige nationale kankerregistratiegegevens. Daardoor is het "krachtiger en minder vatbaar voor verstoringen dan analyses die zijn gebaseerd op de individuele HPV-vaccinatiestatus."

Zij concluderen dan ook: "Het HPV-vaccinatieprogramma in Engeland gaat niet alleen gepaard met een significante vermindering van de incidentie van baarmoederhalskanker in de doelcohorten, maar ook in alle sociaaleconomische groepen."

Zij voegen toe: "Bij strategieën voor baarmoederhalsonderzoek bij vrouwen die vaccinatie aangeboden krijgen, moet zorgvuldig rekening worden gehouden met het differentiële effect op zowel de incidentiecijfers als de ongelijkheden die duidelijk zijn bij vrouwen die aanvullende vaccinatie aangeboden krijgen."

Amerikaanse onderzoekers benadrukken in een bijgevoegd redactioneel artikel hoe belangrijk het is om de door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen vaccinatiegraad van 90% te halen. Ze erkennen echter ook dat er verschillende uitdagingen zijn, zoals terughoudendheid tegenover vaccinatie, financiële problemen, de capaciteit van het zorgstelsel, het aanbod en de verschillen in de mate waarin zorgmedewerkers vaccinatie aanbevelen.

Om de uitdagingen van het behalen van de beoogde dekking en het maximaliseren van groepsimmuniteit het hoofd te bieden, is "een gezamenlijke inspanning van de overheid, publieke belanghebbenden en zorgprofessionals in deze landen nodig", concluderen ze.