Heeft slaaptekort een grotere impact op tieners met obesitas?

In een recente studie, gepubliceerd in JAMA Neurology, onderzochten onderzoekers hoe de slaapduur bij adolescenten de relatie tussen cognitieve functies en obesitas beïnvloedt. De resultaten toonden aan dat adolescenten met overgewicht of obesitas meer cognitieve achteruitgang ervaren na slaapvermindering in vergelijking met adolescenten met een normaal gewicht.

Obesitas wordt snel een groot probleem onder kinderen in de Verenigde Staten. Neurobiologische gegevens en cognitieve testresultaten koppelen obesitas aan cognitieve problemen. De multifactoriële aard van dit verband maakt het moeilijk om causale mechanismen voor cognitieve stoornissen te identificeren. Neuroanatomische schade kan leiden tot een verhoogde voedselinname en obesitas. Biologische factoren zoals insulineresistentie en laaggradige ontstekingen kunnen ook cognitieve stoornissen veroorzaken.

Slechte slaapkwaliteit hangt sterk samen met een verhoogde vetmassa, een toegenomen eetlust door een hoog cortisol- en ghrelinegehalte en een laag leptinegehalte, en ongezonde voedingskeuzes. Slaapstoornissen beïnvloeden ook het cognitief functioneren, maar het is onduidelijk hoe een verminderde slaap precies de relatie tussen vetmassa en cognitief functioneren beïnvloedt.

In deze studie veronderstelden de onderzoekers dat slaapgebrek verschillende aspecten van cognitieve functies zou aantasten en dat deze negatieve effecten uitgesprokener zouden zijn bij adolescenten met veel lichaamsvet vergeleken met adolescenten met een normaal gewicht.

In tegenstelling tot eerdere studies die alleen de body mass index (BMI) gebruikten om obesitas te beoordelen, gebruikte deze studie ook het percentage lichaamsvet (TBF%). Adolescenten van 14 tot 19 jaar werden in de studie opgenomen als ze gezond waren en geen slaapstoornissen, eetstoornissen, verstandelijke beperkingen of eetproblemen hadden.

Het onderzoek omvatte drie laboratoriumbezoeken aan adolescenten en hun ouders. Tijdens het eerste bezoek vulden de ouders vragenlijsten in over voeding en demografie. De metingen bij de deelnemers omvatten een bio-elektrische impedantieanalyse, cognitieve testresultaten en een gewichts- en lengtebeoordeling. De daaropvolgende twee bezoeken omvatten twee gerandomiseerde volgordes van twee door actigrafie bevestigde slaapcondities: slaapbeperking van 4 uur en voldoende slaap van 9 uur.

De resultaten toonden aan dat de negatieve effecten van slaapgebrek op de cognitieve functie groter waren bij adolescenten met obesitas of overgewicht. Ze presteerden slechter op het gebied van algemene cognitieve functie, cognitieve flexibiliteit, vloeiende cognitie en aandacht na één nacht met onvoldoende slaap.

Het gebruik van TBF% benadrukte de beperkingen van het gebruik van de BMI om obesitas te beoordelen. Een hoger TBF% bleek geassocieerd te zijn met een lagere cognitieve flexibiliteit, een vloeiende cognitie en een lagere informatieverwerkingssnelheid na één nacht met onvoldoende slaap. De TBF%-grenswaarden waren significant hoger voor alle drie de cognitieve domeinen vergeleken met eerder gebruikte waarden voor kinderen, wat aangeeft dat het risico op cognitieve stoornissen alleen significant verhoogd is bij adolescenten met obesitas of ernstige obesitas.

Bij voldoende slaap was er geen verschil in cognitieve functie tussen adolescenten met overgewicht en adolescenten met een normaal gewicht. Ook bij adolescenten met een normaal gewicht had slaapvermindering geen significant effect op de cognitieve functie.

Uit het onderzoek bleek dat onvoldoende slaap een grotere negatieve impact had op cognitieve functies, waaronder vloeiende cognitie, cognitieve flexibiliteit, aandacht en verwerkingssnelheid, bij adolescenten met overgewicht of obesitas dan bij adolescenten met een normaal gewicht.