Meer zon, minder zichtproblemen

Een Europees team van specialisten heeft in een van de meest recente studies een verband aangetoond tussen zichtproblemen en de hoeveelheid ultraviolette straling die een persoon gedurende zijn of haar leven ontvangt. Dankzij het grootschalige onderzoek hebben wetenschappers kunnen aantonen dat hoe meer tijd een kind in de zon doorbrengt, hoe minder vaak het op volwassen leeftijd zichtproblemen ondervindt.

Myopie of bijziendheid komt steeds vaker voor in de moderne wereld, en deze ziekte kan ook complicaties veroorzaken die gevaarlijk zijn voor het gezichtsvermogen. Volgens experts kan myopie ontstaan door een erfelijke aanleg of een ongunstige omgeving, maar de ziekte kan op een vrij eenvoudige manier worden voorkomen: door meer tijd buitenshuis door te brengen.

Wetenschappers hebben nog niet volledig kunnen begrijpen hoe ultraviolet licht precies helpt bij het voorkomen van zichtproblemen, maar specialisten van de London School of Hygiene and Tropical Medicine hebben dit proces wel enigszins kunnen begrijpen. Tijdens hun onderzoek ontdekten ze dat zonlicht, met name ultraviolette straling, een gunstig effect heeft op het zicht. Ze gebruikten gegevens van ongeveer 3000 mensen zonder zichtproblemen en ongeveer 400 mensen met de diagnose myopie.

Alle vrijwilligers waren ouder dan 65 jaar, bijna de helft van hen waren mannen. Mensen werden willekeurig geselecteerd uit verschillende steden in Europa om deel te nemen aan het experiment. Voordat ze met het werk begonnen, testten de wetenschappers alle deelnemers op hun gezichtsscherpte, de breking van lichtstralen in het optische systeem van het oog, en namen ze bloed af. Daarna interviewden de wetenschappers de vrijwilligers en voerden ze een genetische analyse uit. Tijdens het onderzoek informeerden de wetenschappers naar hun opleiding, hun houding ten opzichte van alcohol en nicotine, hun dieet en voedselvoorkeuren, en hun ziektes gedurende hun leven. Daarnaast stelden ze afzonderlijk vast hoeveel uur de deelnemers in verschillende levensfasen (kindertijd, adolescentie en volwassenheid) in de zon doorbrachten.

Dr. Astrid Fletcher, die deelnam aan het onderzoek, merkte op dat het mogelijk is om de hoeveelheid ultraviolette straling die iemand in de loop van zijn leven heeft ontvangen, te bepalen. Hiervoor is de geschatte hoeveelheid tijd die iemand buiten doorbrengt en de regio waar hij woont nodig.

Na bestudering van alle gegevens van de deelnemers kwamen de wetenschappers tot de conclusie dat noch de vitamine D- spiegel, noch genmutaties verband houden met de ontwikkeling van bijziendheid. Volgens de verkregen gegevens hadden mensen die hoge doses ultraviolette straling kregen, vooral in de adolescentie, minder kans op zichtproblemen, met name hadden ze minder last van bijziendheid. Op basis van de bevindingen raden de wetenschappers mensen aan om meer tijd buitenshuis door te brengen.

Nog niet zo lang geleden ontdekten wetenschappers in Australië dat langdurig gebruik van aspirine zichtproblemen kan veroorzaken, met name maculadegeneratie – schade aan het netvlies, wat leidt tot gedeeltelijk of volledig gezichtsverlies. De studie duurde meer dan 10 jaar en gedurende die tijd ondergingen alle deelnemers vier keer een oogtest. Volgens de resultaten hadden mensen die vaker dan eens per week aspirine slikten een veel slechter zicht dan mensen die dit medicijn minder vaak slikten.

[ 1 ], [ 2 ], [ 3 ], [ 4 ]