Onderzoekers bestudeerden de genetische kenmerken van depressie bij meer dan 14.000 mensen

De kernervaringen van depressie – veranderingen in energie, activiteit, denken en stemming – worden al meer dan 10.000 jaar beschreven. Het woord 'depressie' wordt al zo'n 350 jaar gebruikt.

Gezien de lange geschiedenis van depressie is het misschien verrassend dat deskundigen het nog steeds niet eens zijn over wat depressie is, hoe het gedefinieerd moet worden en wat de oorzaken ervan zijn.

Veel experts zijn het erover eens dat depressie geen enkelvoudig fenomeen is. Het is een grote groep ziekten met verschillende oorzaken en mechanismen. Dit maakt het lastig om voor elk individu de beste behandeling te kiezen.

Reactieve en endogene depressie

Eén aanpak is om te zoeken naar subtypen van depressie en te kijken of deze reageren op verschillende behandelingen. Een voorbeeld is het onderscheid tussen 'reactieve' en 'endogene' depressie.

Reactieve depressie (ook wel sociale of psychologische depressie genoemd) treedt op als reactie op stressvolle gebeurtenissen in het leven, zoals een aanval of het verlies van een geliefde. Het is een begrijpelijke reactie op een externe trigger.

Men denkt dat endogene depressie (ook wel biologische of genetische depressie genoemd) wordt veroorzaakt door interne factoren, zoals genen of de chemie in de hersenen.

Veel professionals op het gebied van geestelijke gezondheidszorg accepteren dit onderscheid.

Wij zijn echter van mening dat deze benadering te simplistisch is.

Hoewel stressvolle levensgebeurtenissen en genen afzonderlijk kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van depressie, verhogen ze ook de kans erop. Er zijn aanwijzingen dat er een genetische component is bij stressgevoeligheid. Sommige genen beïnvloeden aspecten zoals persoonlijkheid, andere beïnvloeden hoe we met de omgeving omgaan.

Ons onderzoek en de resultaten ervan

Ons team besloot de rol van genen en stressoren te onderzoeken om te testen of het classificeren van depressie als reactief of endogeen daadwerkelijk zinvol is.

In de Australian Genetic Study of Depression, gepubliceerd in het tijdschrift Molecular Psychiatry, vulden mensen met een depressie vragenlijsten in over stressvolle gebeurtenissen in hun leven. We analyseerden DNA uit hun speekselmonsters om hun genetische risico op het ontwikkelen van psychische stoornissen te berekenen.

Onze vraag was simpel: heeft het genetische risico op depressie, bipolaire stoornis, schizofrenie, ADHD, angst en neuroticisme (een persoonlijkheidskenmerk) invloed op de mate van blootstelling aan stressvolle gebeurtenissen?

U vraagt zich misschien af waarom we het genetische risico op psychische stoornissen moeten berekenen bij mensen die al een depressie hebben. Iedereen heeft genetische varianten die geassocieerd worden met psychische stoornissen. Sommige mensen hebben er meer dan anderen. Zelfs mensen met een depressie hebben mogelijk een laag genetisch risico om het te ontwikkelen. Deze mensen kunnen om andere redenen een depressie hebben ontwikkeld.

We hebben om verschillende redenen gekeken naar het genetische risico op andere aandoeningen dan depressie. Ten eerste overlappen de genetische varianten die geassocieerd worden met depressie met varianten die geassocieerd worden met andere psychische stoornissen. Ten tweede kunnen twee mensen met een depressie zeer verschillende genetische varianten hebben. Daarom besloten we een breed scala aan genetische varianten te onderzoeken.

Als de subtypen reactieve en endogene depressie kloppen, zouden we verwachten dat mensen met een lage genetische component van depressie (de reactieve groep) meer stressvolle gebeurtenissen zouden rapporteren. Omgekeerd zouden mensen met een hoge genetische component (de endogene groep) minder stressvolle gebeurtenissen rapporteren.

Maar nadat we meer dan 14.000 mensen met een depressie hadden onderzocht, ontdekten we het tegenovergestelde.

Wij ontdekten dat mensen met een hoger genetisch risico op depressie, angst, ADHD of schizofrenie meer stressoren rapporteren.

Aanrandingen met wapens, seksueel misbruik, ongelukken, juridische en financiële problemen, en kindermishandeling en -verwaarlozing kwamen vaker voor bij mensen met een hoog genetisch risico op depressie, angststoornissen, ADHD of schizofrenie.

Deze verbanden werden niet sterk beïnvloed door leeftijd, geslacht of familierelaties. We hebben geen rekening gehouden met andere factoren die deze verbanden zouden kunnen beïnvloeden, zoals sociaaleconomische status. We baseerden ons ook op de herinneringen van mensen aan het verleden, die mogelijk onjuist zijn.

Welke rol spelen genen?

Genetisch risico op psychische stoornissen verandert de gevoeligheid van mensen voor de omgeving.

Stel je twee mensen voor, de een met een hoog genetisch risico op depressie, de ander met een laag risico. Beiden verliezen hun baan. De genetisch kwetsbare persoon ervaart het verlies van zijn of haar baan als een bedreiging voor zijn of haar zelfvertrouwen en sociale status. Het is een gevoel van schaamte en wanhoop. Ze kunnen zich er niet toe zetten om een andere baan te zoeken, uit angst om die te verliezen. Voor de ander gaat het verlies van zijn of haar baan minder over henzelf en meer over het bedrijf. Beide personen internaliseren de gebeurtenis anders en herinneren zich die anders.

Genetisch risico op psychische stoornissen kan er ook toe leiden dat mensen in omgevingen terechtkomen waar nare dingen gebeuren. Een hoger genetisch risico op depressie kan bijvoorbeeld het zelfvertrouwen aantasten, waardoor mensen eerder in disfunctionele relaties terechtkomen die vervolgens mislukken.

Wat betekent ons onderzoek voor depressie? Ten eerste bevestigt het dat genen en omgeving niet onafhankelijk van elkaar zijn. Genen beïnvloeden de omgeving waarin we ons bevinden en wat er vervolgens gebeurt. Genen beïnvloeden ook hoe we op deze gebeurtenissen reageren.

Ten tweede ondersteunt ons onderzoek het onderscheid tussen reactieve en endogene depressie niet. Genen en omgeving werken complex samen. De meeste gevallen van depressie zijn een combinatie van genetica, biologie en stressoren.

Ten derde melden mensen met een depressie, bij wie de genetische aanleg voor depressie sterker lijkt te zijn, dat hun leven gekenmerkt wordt door ernstigere stressoren.

Klinisch gezien kunnen mensen met een hogere genetische kwetsbaarheid dus baat hebben bij het leren van specifieke stressmanagementtechnieken. Dit kan sommige mensen helpen hun kans op het ontwikkelen van een depressie te verkleinen. Het kan sommige mensen met een depressie ook helpen hun chronische blootstelling aan stressfactoren te verminderen.