Echografische tekenen van heupaandoeningen

De hoofdtaak van de echoscopist is het uitvoeren van differentiële diagnostiek tussen intra-articulaire en extra-articulaire pathologie. Intra-articulaire pathologische aandoeningen omvatten: vochtophoping in de gewrichtsholte, synovitis, deformerende artrose, aseptische necrose van de heupkop.

Gewrichtsvocht, synovitis.

De aanwezigheid van vocht in het heupgewricht wordt vastgesteld met behulp van echografie als de afstand tussen het oppervlak van de femurhals en het kapsel meer dan 9-10 mm bedraagt. Bij synovitis wordt doorgaans een verdikking van het kapsel waargenomen. Daarom is het belangrijk om de symmetrie van de dikte van het kapsel met de gezonde zijde te beoordelen. Een verschil van meer dan 1-2 mm duidt op een pathologie van de synoviale gewrichtszak. Echografie wordt ook gebruikt om vocht rond een heupprothese of na osteosynthese op te sporen. Bij CT of MRI veroorzaken metalen prothesen vaak artefacten die de correcte beoordeling van de aanwezigheid van vocht in de holte of rond het gewricht belemmeren.

Osteochondromatose en "gewrichtsmuis".

Vreemde fragmenten kunnen in het synoviale gewrichtskapsel verschijnen bij fracturen, rupturen van bot- of kraakbeenstructuren, artrose en osteochondromatose. Fragmenten dringen de gewrichtsruimte binnen en vormen een "gewrichtsmuis". Een gewrichtsmuis bij echografie is doorgaans een intra-articulaire mobiele hyperechogene structuur.

Ongeheelde fracturen en pseudoartrose.

Alle factoren die leiden tot een langzame fusie van fragmenten kunnen, indien de nodige maatregelen niet worden genomen, leiden tot de vorming van pseudoartrose. Pseudoartrose wordt waargenomen na osteosynthese van gesloten fracturen van de femurschacht, indien de operatie gecompliceerd werd door ettervorming of osteomyelitis. Tijdens echografisch onderzoek kunnen pseudoartrose worden vastgesteld aan de hand van: discontinuïteit van de botcontouren en oneffenheden in de botcallus met een defect; distale akoestische schaduw achter de botstructuren ter plaatse van de pseudoartrose. In de regel is er een zone van perifocale ontsteking met een uitgesproken vasculaire reactie eromheen.

Aseptische necrose van de femurkop.

De ziekte is een ernstige aandoening van het heupgewricht, die vooral mannen treft, langdurig is en leidt tot een blijvende afname van het werkvermogen en invaliditeit. Het manifesteert zich vaak als een complicatie na een heupblessure (luxatie, kneuzing), in de overgrote meerderheid van de gevallen na een fractuur van de femurhals.

Klinisch manifesteert het zich in de beginfase door gewrichtspijn, atrofie van de dij- en onderbeenspieren, beperkte gewrichtsbewegingen en loopstoornissen. Echografie laat in de beginfase geen significante veranderingen zien. Soms kan reactief vocht in de gewrichtsholte worden vastgesteld. Later is de symmetrie van de heupgewrichtscontouren verstoord. De gewrichtsruimte versmalt. De contouren van de heupkop worden ongelijkmatig.

Door het aanhoudende trauma verdikt het kapsel en ontstaat er synovitis.

Heupvervanging. Echografie helpt bij het identificeren van vroege en late postoperatieve complicaties bij een heupvervanging, zoals infectie, hematoom en intra-articulaire effusie. Na een metaalvervanging is echografie de enige meest gevoelige van alle radiotherapiemethoden voor het identificeren van pathologie van zacht weefsel en effusie in de gewrichtsholte.