Grote borstspier

De grote borstspier (m. pectoralis major) is massief, waaiervormig en beslaat een aanzienlijk deel van de voorste wand van de borstholte. Afhankelijk van zijn oorsprong is de spier verdeeld in het claviculaire deel (pars clavicularis), dat begint aan de mediale helft van het sleutelbeen; het sternocostale deel (pars sternocostalis), dat ontspringt aan de voorkant van het borstbeen en het kraakbeen van de bovenste zes ribben, en het abdominale deel (pars abdominalis), dat begint aan de voorste wand van de schede van de rechte buikspier (musculus rectus abdominis). De bundels van de grote borstspier, die duidelijk convergeren, lopen in laterale richting en zijn vastgehecht aan de kam van het tuberculum major van het opperarmbeen. De musculus pectoralis major is van de musculus deltoideus-pectoralis gescheiden door een duidelijke deltoïdeus-pectorale groeve (sulcus deltoideopectoralis - BNA), die omhoog en mediaal doorloopt in de fossa subclavia. Oppervlakkig gelegen vormt de musculus pectoralis major samen met de musculus pectoralis minor de voorste wand van de okselholte.

Functie: Laat de opgeheven arm zakken en breng hem naar het lichaam, terwijl hij tegelijkertijd naar binnen draait. Als de arm in de opgeheven positie wordt gefixeerd, tilt hij de ribben en het borstbeen op, waardoor de borstkas kan uitzetten (hulpademhalingsspier).

Innervatie: mediale en laterale thoracale zenuwen (CVII-ThI).

Bloedvoorziening: thoracoacromiale en posterieure intercostale arteriën, anterieure intercostale takken van de arteria thoracica interna.

[ 1 ], [ 2 ], [ 3 ]