Oogleden

Het bovenste ooglid (palpebra superior) en het onderste ooglid (palpebra inferior) zijn structuren die voor de oogbol liggen en deze van boven en onder bedekken, en deze volledig bedekken wanneer de oogleden gesloten zijn. Ter hoogte van de rand van de oogkas gaat de huid van de oogleden over in de huid van de aangrenzende delen van het gezicht. Op de grens van het bovenste ooglid en het voorhoofd steekt een transversaal georiënteerde, met haar bedekte huidrand uit - de wenkbrauw (supercilium). Het voorste oppervlak van het ooglid (facies anterior palpebrae) is convex, bedekt met een dunne huid met korte vellusharen, talgklieren en zweetklieren. Het achterste oppervlak van het ooglid (facies posterior palpebrae) is concaaf, gericht naar de oogbol. Dit oppervlak van het ooglid is bedekt met het bindvlies (tunica conjunctiva).

In de dikte van het boven- en onderooglid bevindt zich een bindweefselplaat waarvan de dichtheid lijkt op die van kraakbeen. Dit is het bovenste kraakbeen van het ooglid (tarsus superior) en het onderste kraakbeen van het ooglid (tarsus inferior). Hier bevindt zich ook het ooglidgedeelte van de musculus orbicularis oculi. Van het bovenste en onderste kraakbeen van de oogleden naar de voorste en achterste traankammen loopt het mediale ligament van het ooglid (ligamentum palpebrale mediate), dat gemeenschappelijk is voor deze kraakbeenderen en de traanzak van voren en van achteren bedekt. Van het kraakbeen naar de laterale wand van de oogkas loopt het laterale ligament van het ooglid (ligamentum palpebrale laterale), dat overeenkomt met de laterale hechting van de oogleden (raphe palpebralis lateralis).

Een dunne, brede pees van de spier die het bovenste ooglid optilt, is vastgehecht aan de bovenrand en het voorste oppervlak van het kraakbeen van het bovenste ooglid. De vrije rand van het ooglid, begrensd door het achterste en voorste oppervlak, vormt respectievelijk de voorste en achterste ooglidrand (limbi palpebrales anterior et posterior) en is voorzien van haartjes die dichter bij de voorste oogrand liggen in 2-3 rijen - wimpers (cilia).

Dichter bij de achterste ooglidrand openen zich de openingen van de gemodificeerde talgklieren (Meibom) van het ooglidkraakbeen (glandulae tarsales), waarvan de eerste delen zich in de kraakbeenplaat van het ooglid bevinden. Er zijn meer van deze klieren in de dikte van het bovenste ooglid (30-40) dan in het onderste (20-30). De randen van het bovenste en onderste ooglid begrenzen de transversale ooglidspleet (rima palpebrarum), die aan de mediale en laterale zijde wordt afgesloten door verklevingen van de oogleden - de mediale en laterale commissuren van de oogleden (commissura palpebralis medialis en commissura palpebralis lateralis).

[ 1 ], [ 2 ], [ 3 ]