Polsgewricht

Het radiocarpale gewricht (art. radiocarpea) is de verbinding tussen de botten van de onderarm en de hand. Het gewricht wordt gevormd door het carpale gewrichtsvlak van het spaakbeen en de driehoekige gewrichtsschijf, evenals de proximale rij handwortelbeentjes (scaphoideum, lunatum, triquetra). Het gewrichtskapsel is dun, vastgehecht langs de randen van de gewrichtsvlakken en verstevigd met ligamenten.

• Het radiale collaterale ligament van de pols (lig. collaterale carpi radiale) begint bij het styloïde uitsteeksel van de radius en loopt door tot aan het os scaphoideum.
• Het ulnaire collaterale ligament van de pols (lig. collaterale carpi ulnare) loopt van het uitsteeksel van de ellepijp (ulna) naar de os triquetrale en os pisiforme van de pols.
• Het palmaire radiocarpale ligament (lig. radiocarpeum palmare) verbindt de voorste rand van het gewrichtsoppervlak van de radius met de beenderen van de eerste rij van de pols (scaphoideum, lunatum, triquetrale) en met het os capitatum.
• Het dorsale radiocarpale ligament (lig. radiocarpeum dorsale) loopt vanaf de achterste rand van het gewrichtsoppervlak van de radius en is met meerdere bundels vastgemaakt aan de dorsale zijde van de polsbeenderen die zich in de eerste rij bevinden.

Het polsgewricht is complex van structuur, de gewrichtsvlakken zijn ellipsoïdaal van vorm en het heeft twee bewegingsassen (frontaal en sagittaal).

In het polsgewricht, ellipsoïde van vorm, vindt flexie en extensie van de hand plaats ten opzichte van de frontale as binnen een bereik van maximaal 100°, rond de sagittale as (abductie - adductie) is beweging mogelijk in een volume tot 70°. Circulaire beweging in het polsgewricht is de optelling van opeenvolgende bewegingen ten opzichte van de sagittale en frontale as.