Thoracale aorta

Vanuit het thoracale deel van de aorta ontspringen twee soorten vertakkingen: de pariëtale en de viscerale vertakking.

Pariëtale (wand) takken van de thoracale aorta

1. De arteria phrenica superior (a. phrenica superior) is een gepaarde ader die begint vanuit de aorta, recht boven het middenrif, doorloopt naar het lumbale deel van het middenrif en het borstvlies dat het bedekt.
2. De achterste intercostale slagaders (aa. intercostales posteriores), gepaard met 10 vaten aan elke kant, zijn gericht naar de corresponderende intercostale ruimten (van de derde tot en met de twaalfde) en voorzien de intercostale spieren, ribben en huid van de borstkas van bloed. Elke achterste intercostale slagader bevindt zich aan de onderrand van de bovenliggende rib, in de bijbehorende gleuf, tussen de uitwendige en inwendige intercostale spieren onder de gelijknamige ader. De onderste intercostale slagaders voorzien ook de spieren van de voorste buikwand van bloed.

De volgende takken scheiden zich van elke arteria intercostale posterior: de dorsale (achterste) tak (r. dorsalis) vertrekt vanaf de onderrand van de ribkop en loopt naar de spieren en huid van de rug. Deze tak heeft een spinale tak (r. spinalis), die door het aangrenzende foramen intervertebrale naar het ruggenmerg, de vliezen en de wortels van de spinale zenuwen loopt, evenals een laterale cutane tak (r. cutaneus lateralis) en een mediale cutane tak (r. cutaneus medialis), die naar de mediale en laterale delen van de rug lopen. De laterale en mediale takken van de melkklier (rr. mammarii mediales et laterales) vertrekken ook vanuit de vierde tot en met de zesde arteria intercostale posterior. De twaalfde arteria intercostale posterior, gelegen onder de onderrand van de twaalfde rib, wordt de arteria subcostale genoemd (a. subcostalis).

Viscerale takken van de thoracale aorta

1. Bronchiale takken (rr. bronchiales, 2-3 in totaal) lopen naar de luchtpijp en de bronchiën en anastomoseren met de takken van de longslagader. Deze takken voeden de wanden van de bronchiën en het aangrenzende longweefsel.
2. De takken van de slokdarm (rr. oesophageales, 1-5 in totaal) verlaten de aorta ter hoogte van de vierde tot en met achtste borstwervel en zijn gericht naar de slokdarmwand. De onderste takken van de slokdarm anastomoseren met de takken van de linker maagarterie.
3. Pericardiale takken (rr. pericardiaci) gaan naar het achterste deel van het hartzakje.
4. De mediastinale vertakkingen (rr. mediastinales) voorzien het bindweefsel van het achterste mediastinum en de daarin gelegen lymfeklieren van bloed.

De takken van de thoracale aorta vormen anastomosen met slagaders die uit andere bronnen komen. De bronchiale takken anastomosen met de takken van de pulmonalisslagader, de wervelkanaaltakken (van de arteria intercostale posterior) met dezelfde takken van de andere kant, die door het wervelkanaal lopen. Langs het ruggenmerg loopt een anastomose van de wervelkanaaltakken die uitlopen van de arteria intercostale posterior en de wervelkanaaltakken van de arteria cervicalis ascendens en lumbalis vertebralis. De 3e-8e arteria intercostale posterior anastomosen met de anterieure intercostale takken van de arteria thoracica interna, en de 9e-11e arteria intercostale posterior met de takken van de arteria epigastrica superior van de arteria thoracica interna.